Het onderbroekentrauma van Louis van Dievel

Ik ben zo oud dat er in mijn schooltijd nog geen sprake was van het CLB ofte het Centrum voor Leerlingenbegeleiding, als ik het goed heb. Zelfs de PMS-centra stonden nog in hun kinderschoenen toen ik het lager middelbaar onderwijs met vrucht had voltooid. In mijn tijd heette dat gewoon “De Beroepsoriëntering”. Dat klinkt ook veel zakelijker: "Waar deugt die jonge Van Dievel voor?" Een pertinente vraag, die hier echter niet ter sprake komt.

Twee dingen heb ik altijd onthouden uit de jaarlijkse afspraak met deze schimmige maar machtige organisatie: de Rorschachtest en het medische onderzoek.

Uit de inktvlekkentest van de Zwitserse psychiater Hermann Rorschach had toen al kunnen afgeleid worden dat ik met mijn ongebreidelde fantasie later schrijver zou worden. Ik zie nog de verbaasde en zelfs onthutste blikken van de dame die mij deze test afnam, bij mijn interpretaties van de zwarte vlekken die mij werden voorgelegd.

Maar meer nog zie ik mij daar in onderbroek staan. Als knaapje dat niet aan bloot gewend was. In het Mechelse zwembad, ja, of aan de visput in Bonheiden waar wij de vissers tot wanhoop brachten met ons geplons. Maar dat was toch iets anders, daar had je toch altijd een handdoek om dàt waar je je om schaamde – want dat was zo aangeleerd – onhandig en op één been springend te bedekken.

Maar tijdens het medisch onderzoek stond je dus inderdaad urenlang met slechts een onderbroekje aan, je beurt af te wachten bij de dokter. In een schone onderbroek, het dient gezegd. Daar zorgden onze moeders voor. Meestal moest het textiel een hele week (of langer) meegaan, maar op de dag van het medisch onderzoek rook onze onderbroek naar Sunlight of bruine zeep. Wasmachines waren nog high tech, toen.

Onwennig stonden we daar dus onze beurt af te wachten, met de armpjes over elkaar geslagen om de kou enigszins te verdrijven. Misschien was het niet echt koud, maar het voelde zo. En intussen deden we onze best om elkaars blikken te vermijden. We deden onze best om niet naar elkaars lichaam te kijken. Maar veel meer dan een buislamp en een witte, kale muur was er niet om je aan te vergapen.

Soms ging er een deur open en kon iedereen die in de gang passeerde, ons daar zien staan, in ons ondergoed . Een meisjesklas bijvoorbeeld, waarvan de ene helft grote ogen opzette en de andere helft in proesten uitbarstte. De schaamte.
La Flandre profonde, inderdaad.

En als het dan eindelijk onze beurt was bij de dokter (we moesten met twee tegelijk zijn kabinet binnen om het vooruit te laten gaan) kwam de ultieme vernedering. Nadat de dokter ons had beluisterd en beklopt, trok hij de elastiek van onze onderbroek naar zich toe, wierp een verstrooide blik op de inhoud, en liet dezelfde elastiek vervolgens met een ‘pets’ op ons blote vel neerkomen.

Ik herinner mij nog hoe wij, knaapjes, de rest van de dag in balorige stemming doorbrachten. Onze leraars begrepen dat niet. Maakten zich kwaad. Traumaverwerking, heet dat nu.

Louis van Dievel

Meest gelezen